het neergedaalde stof van
een uitgebroken straat
stemt tot nadenken
ik begraaf er mijn
nooit meer achteloze rug
de lucht mist stil jouw zweven
geeft vrij spel aan alle walmen
drukte wijkt voor ijzig kalm en
ademloos vraag ik me af
waar onze huizen achterbleven
met neergelaten schouders
leeg en toch veel zwaarder
bewoon ik nog steeds onze stad
denkend aan wat ik ooit had en
sluit de kooi waarin ik kroop